modulair
Rubriek: De Student
Leestijd: 3 min | Tekst: Ingrid Beckers | Fotografie: Peter Strelitski
Van de lopende band naar de universiteit
02
Studeren of überhaupt maar je school afmaken had in het Friese gezin waar Katrinus Posthumus opgroeide geen prioriteit. Op zijn zestiende stond hij aan de lopende band. Nu is hij sociotherapeut in tbs-kliniek Mesdag en volgt de master Levenslooppsychologie aan de Open Universiteit. ‘Iedereen verdient een tweede kans.’
Op een bankje in de speeltuin. In de bus van en naar het werk. Of als hij ’s ochtends héél vroeg wakker is... Zodra Katrinus een momentje heeft, buigt hij zich over de studiemappen van de master Levenslooppsychologie. ‘Andere mensen stappen op een racefiets om af te schakelen. Ik word blij als ik kan en mág studeren.’
Op een dag zei de rector dat hij me zat was
Katrinus werkt fulltime als sociotherapeut bij tbs-kliniek Mesdag in Groningen en heeft een gezin met drie jonge kinderen. Dat hij op 38-jarige leeftijd daarnaast aan de universiteit studeert heeft een reden. De weg ernaartoe was hobbelig en lang.
‘Ik zie mezelf nog mijn kluisje leeghalen toen ik als 14-jarige puber van de mavo werd geschopt. Het was altijd vechten, nooit huiswerk maken. Ik haalde niks dan rottigheid uit. Op een dag zei de rector dat hij me zat was. Ik kon mijn spullen pakken en hoefde nooit meer terug te komen. Vooral als ik tentamens heb zie ik het beeld van dat jongetje bij de kluisjes vaak nog levendig voor me. Het motiveert me om het beste uit mezelf te halen: wie het laatst lacht, lacht het best.’
Studeren? Dat deden wij thuis niet’
Katrinus groeide op in een uitkeringsgezin, zijn vader was afgekeurd door rug- en schouderklachten. Het gevolg van fysiek zware arbeid. ‘Mijn ouders vonden school onzin. In onze familie had niemand een diploma gehaald. Toen ik van school werd gestuurd, gaven ze school de schuld. Het lag nooit aan ons of aan mij. Dat doet veel met je normen en waarden.’
'Ik word blij als ik kan en mág studeren'
‘Ik werd naar een internaatschool in Appelscha gestuurd totdat ik niet meer leerplichtig was. Zelf wilde ik daarna best terug naar school. Dat werd door mijn ouders afgeremd. ‘Kansloos’, zeiden ze. En: ‘Dat ga jij toch niet halen.’ Op mijn zestiende ging ik daarom maar aan het werk aan de lopende band in de fabriek. De hele dag cordon bleus dichtklappen. Of plakjes ei op kant-en-klaar-salades leggen. Dat was niet goed voor mijn zelfbeeld. Na het werk liep ik altijd langs het lyceum in Leeuwarden. Dan bekroop me een diep gevoel van schaamte ten opzichte van al die leerlingen die het wel hadden gemaakt. Uit verveling en om het gevoel van leegte op te vullen, ging ik drank en drugs gebruiken. Van donderdag tot en met zondag was ik onder invloed. Na een tijdje belandde ik net als mijn vader in een uitkering.’
‘Als ik zo doorga eindig ik in een verslavingskliniek’
Het is bekend dat kinderen die opgroeien in een uitkeringsgezin rond hun dertigste lager zijn opgeleid dan hun leeftijdsgenoten. Bovengemiddeld vaak moeten ze zelf ook van een uitkering rondkomen. Katrinus slaagde erin om de knop om te zetten. Dat gebeurde op zijn 26ste:
‘Dat jaar verloor ik in korte tijd drie familieleden en een goede vriend, die onder invloed met zijn auto tegen een boom knalde. Dat ongeluk deed me beseffen: als ik zo doorga, eindig ik net zoals hij, of ik zit straks in een verslavingskliniek.’
Aan het Friesland College startte Katrinus met een mbo-opleiding in ict. ‘Achteraf helemaal niks voor mij. Tijdens mijn stage bij een zorgboerderij merkte ik al dat ik het veel leuker vind om mensen te helpen. Ik stapte over naar de mbo-opleiding voor sociaalpedagogisch werk. Op de zorgboerderij kreeg ik mijn eerste baan als persoonlijk begeleider. Een mijlpaal. Toch bleef het knagen: als je dit zo makkelijk kan, kun je misschien ook wel een hbo-opleiding aan. Bij de NTI haalde ik mijn hbo-diploma Sociaal Pedagogische Hulpverlening. En ja, haha, toen ik daarmee klaar was, wilde ik zeker weten of ik niet ook nog naar de universiteit had gekund.’
‘Stiekem hoopte ik dat het niet zou lukken’
Die ambitie heeft natuurlijk alles te maken met de gemiste kansen uit zijn jeugd, zegt hij. ‘Studeren is voor mij een soort genoegdoening: kijk, ik kan het wel. Bovendien zit ik nu in een heel ander milieu met mensen die zich allemaal blijven ontwikkelen. Ook mijn vrouw studeert aan de Open Universiteit.’
In maart 2022 slaagde Katrinus voor de premaster Levenslooppsychologie. Van de master heeft hij zijn eerste tentamen positieve psychologie binnen. ‘Ergens hoopte ik nog heel stiekem dat het me niet zou lukken’, lacht hij. ‘Dan kon ik rustig verder met mijn leven. Nu blijkt dat ik het kan, vind ik dat ik het mezelf en mijn cliënten verplicht ben om door te gaan. Door mezelf te ontwikkelen als behandelend psycholoog kan ik meer voor de mannen in de Mesdag-kliniek betekenen, omdat ik dan bijvoorbeeld mede het beleid mag bepalen.’
‘Wie het laatst lacht, lacht het best’
‘Als mensen hun perspectief kwijt zijn, vertel ik mijn verhaal’
Cliënten die na een delict in de tbs-kliniek terechtkomen hebben naast een psychiatrische stoornis vaak ook verslavingsproblematiek. ‘Er zijn niet zoveel psychologen met mijn achtergrond, die ook zelf weten hoe het is om te gebruiken’, zegt Katrinus. ‘Ik spreek de taal van cliënten. Als er stiekem wordt gedeald, dan ruik ik dat op afstand. Dat kan een voordeel zijn. Soms zien cliënten helemaal geen perspectief meer. Op zo’n moment zet ik mijn persoonlijke ervaringen weleens instrumenteel in. Iedereen verdient een tweede kans, ook al heb je de meest vreselijke dingen gedaan. Dat wil ik graag uitdragen.’